VAN MEURS
Vlak boven zee woont Geert Jan van Meurs met een baard, zijn vrouw Louk en twee op duingrond geteelde kinderen.
Als hij niet schildert, besnijdt hij
hout net zolang tot het naar hem gaat staan,
een zachte mengeling van lusten.
Zijn vrouw last ijzer tot stijgende prenten en biedt haar gulle koffie aan de door zeewind verdroogde die zanderig naar binnen schuift.
De kunstkritiek boert uit de kelen op
terwijl de koffie indaalt en de lucht
wit op het raamvlak leunt,
een onbeschreven blad waar ook ons woord
niets op te voorschijn brengt. Trouwens, het heft
zichzelve op, het is niet eens verwaaid,
maar ongesproken als men later met
de leegte voortstuift langs de boulevard.