THUISKOMST II
Zoals mijn vader komt. De jaren zijn hem vreemd. Zijn spoor vloeit dicht terwijl hij loopt. Met zijn gedachten raakt hij het donker en opent de deur van het wachtende huis.
Wij zijn er. Hij hangt jas en hoed met al hun warmte weg en zet zich neer tussen gezichten die hem weer een nacht zullen doen overleven.
Mijn moeder houdt haar stem gereed.
Het zwijgen is een oogwenk dieper dan de nacht aan de vensters.
Zij strijkt haar handen aan haar schort en breekt
de stilte open. Zeeën gaan
bewegen. Reeds lopen wij
elkander tegemoet
langs paden waar aan weerskanten
het water wachten blijft.
24