KERMISGANG
Weerklank op het gedicht ‘Kermesse d'Ete in de bundel ‘Hoonte’ van Gerrit Achterberg
Wij liepen de zomeravond binnen,
twee heren die met hun inwendige honden
uit wandelen gingen, maar deden alsof
er nooit een vuiltje aan de lucht kon komen.
Onder vrienden laat men zijn tanden niet zien,
praat men geen demonen naar de mond,
bedekt men alle wonde plekken
met de mantel der ongenaakbaarheid
of houdt ten hoogste in een lachspiegel
elkander het gelaat voor van het dier
dat altijd aan zijn ketting knaagt en rukt.
Onder de bomen die wolken vol zomer omhooghielden, zag ik soms tersluiks hoe Gerrit oprees uit zijn plusfours naar zijn zilveren kruin en hoe zijn ogen, wachters op de grenslijn van twee rijken, beurtelings binnen- en buitenwereld zorgvuldig betastten, massa omzetten in energie en daarna de dingen lieten terugvloeien in hun vorm.
10