DODENLIJSTEN
Dit zijn de namen der vermoorden, mensennamen die een snik loslaten als ik hen oplees van het zwijgend papier.
Mijn vingers liggen hard en wit,
vreemde getuigen, aan de rand
der ontoegankelijke stilte
die hier kolomsgewijs is saamgedrongen.
Mijn ogen lopen door de rijen der dodenlegers en herkennen soms een naam waarachter een verglaasde blik een lichtsein poogt te geven.
Of ook, zij stuiten op getallen die niet meer dan maanden in hun armen klemmen: een kind ligt daar vernietigd in het woud van cijfers zwart op wit.
En daarom enkel, om de kinderlippen wier kreet onder een ijslaag is verstikt, vervloek ik wat er in de wereld rest aan leven dat hun pijn niet kennen wil.
23