het beleggen van een persconferentie. En niet te vergeten het aanbieden van kleine of grote geschenken om de vriendschappelijke betrekkingen te bevorderen en zo de weg nog meer te effenen.
Op een avond zette Koch zich aan zijn bureau en schreef een brief. Even zorgvuldig als hij de namen had uitgezocht van de mensen die in zijn blauwe kolom mochten voorkomen, zocht hij de naam uit van de man tot wie hij zijn brief richtte. Er was echter een verschil. Vergeefs gezoek in telefoonboeken ging er niet aan vooraf en ook deed hij geen greep in historische namen. Hij stelde de naam zelf samen, niet willekeurig of op goed geluk, maar systematisch. Van een bedenksel wilde hij dan ook niet spreken, wel van het scheppen van een raadsman en representant die hem maximale diensten kon verlenen. De naam mocht niet te kort zijn en ook niet te lang. Hij moest gemakkelijk in het gehoor liggen en mocht dus niet exotisch zijn, maar evenmin alledaags. Na veel prakki-zeren kwam hij op Van der Beek. Dat klonk welluidend en bovendien zeer Nederlands, wat met het oog op internationale contacten zijn voordelen had, want nu zou niemand in het onzekere hoeven te verkeren omtrent het milieu waarin Kochs plannen waren gerijpt en verwezenlijkt moesten worden. Vóór de naam Van der Beek zette hij twee letters, J. A., en daarvoor de afkorting Mr. Koch was zeer in zijn schik met Mr. J. A. van der Beek, een rijzige man, iets ouder dan hijzelf, een jaar of veertig, met een beschaafde spraak, vlotte omgangsvormen en een uitgebreid web van relaties. Van der Beek had asblond haar dat op de kruin doorschijnend begon te worden, wat men ondanks zijn rijzige gestalte gemakkelijk kon zien, doordat hij de gewoonte had zijn hoofd enigszins voorover te buigen wanneer hij aandachtig luisterde. En Mr. Van der Beek luisterde altijd aandachtig als hem iets werd
30