mogelijk van te profiteren, zijn ze al voor dag en dauw de stad uitgegaan.
Zwemmen met vader is nog heel iets anders dan met een vriendje. Jan heeft een onbegrensde bewondering voor vaders zwemkunst. Die zwemt zo razend snel, dat hij hem op geen stukken na kan bijhouden. Zo vlug leert hij het nooit, denkt hij.
„Vast wel, jongen,” zegt vader. „Over een jaar of vier, vijf ben jij me misschien wel de baas.”
Jan betwijfelt het toch. Vader kan ook hele einden onder water zwemmen. Plots verdwijnt hij onder de oppervlakte en komt dan wel in een paar minuten niet boven. Dan zie je hem opeens een heel stuk verder opduiken. Jan probeert het hem na te doen. Het gaat maar heel even. Hij kan zijn adem zo lang niet inhouden. Maar vader kan nog meer. Hij gaat op zijn handen in het water staan. Dat is een grappig gezicht. Alleen vaders voeten en een stukje van zijn benen steken boven de oppervlakte uit. Dat wiljan ook wel proberen. Maar hij duikelt dadelijk onderstboven. Dan mag hij op vaders schouders zitten. En — hoepla! daar gooit vader hem van zich af en Jan schiet voorover onder water. O, je kan zoveel spelletjes doen, als je met vader in zee bent! Bokspringen is vader ook nog niet verleerd. Na afloop van het bad gaan ze dat doen. Jan hoeft zich niet te bukken, niet eens zijn hoofd in te houden. Vader wipt zo maar over hem heen.
Je kunt nu wel zien, dat het vandaag druk zal worden in Duindorp. Overal aan het strand zitten al mensen. Nadat Jan met vader mee naar huis is gelopen, gaat hij eens een
79