anavond loopt het hier, men kan het niet vergeten, men moet er de stilte schier spreken om heten.
Het is zo angstig, maar het komt nabij, en ook als men het hoofd versteekt in toonloos angstgeschrei, beweegt het zich en spreekt en spreekt.
Het is zo avondlijk en sterrenloos.
Wanneer men handen had om het te weren Maar men is menselijk en machteloos, het zal wel eiken avond wederkeren.
9