Zlijn ogen hebben mij aangezien
op een dag, van een stuk papier,
ik wist het eerder al misschien,
maar nooit zo hopeloos als hier,
waar mij een mens doorboorde met zijn blikken:
een enkeling is meer dan duizend man,
die door geen duisternis zijn af te schrikken,
als maar hun trieste leven duren kan;
een enkeling, wanneer zijn handen grijpen
boven de wereld, kan de tijd verslaan,
in éen seconde het geweld doen rijpen,
waaraan de misdaad moet te pletter slaan.
Wanneer twee ogen naar de wereld springen
met licht dat sterker is dan alle licht,
zal plotseling de vuren stem gaan zingen
van een meedogenloos gericht;
wanneer twee handen onbevlekt zich krommen,
siddert de wereld in haar fundament,
en al het lege klinken zal verstommen,
dat geen geluk voorbij de aarde kent.
Hij heeft de wereld vastgegrepen met handen van metalen kracht, hij wou haar uit het duister slepen omhoog,, waar God op nameloze wacht
32