Wintertijd
Wintertijd. Door de bomen loopt avondlucht, vleugelslag van het vergaan.
Ik ruik de morgen nog, het springend water, het gras dat menselijk fluistert, gebeuren van het eerste uur.
Ik daal de helling af. Mijn schoenen schrapen de grond los. Mijn schaduw wordt langer dan mijn levensduur.
34