ANTWOORD
Zij zullen niet terugkomen, er zal geen morgen zijn van lachen en geween. De tijd gaat verder, met een duizendtal angstige vragen blijf ik hier alleen en prevel zelf een antwoord op het leed dat zich heeft verzelfstandigd in de tijd. Er is geen dag die ik te redden weet uit het bereik van hun rampzaligheid; geen oog kan ik meer sluiten, zonder dat ik in de holten van hun ogen staar en heel de macht van hun verlies omvat en rakel woorden op en prevel maar, opdat het duister mij niet gans verwoest, waarin zij zonder klank zijn omgebracht, terwijl hun hart nog zoveel zeggen moest tegen het grote zwijgen van de nacht.
18