GOLVEN
Het nachtte veel te dikwijls, er bestond een oude afspraak tussen jou en mij, dat wie den avond niet te dragen vond, den ander nooit een woord daarover zei. Maar nimmer te weerhouden was de drang, te lopen, te bewegen in het niet, de zee te horen, daarna urenlang te blijven staren in een dood verschiet.
De golven plantten zich dan in ons voort, wij konden het niet helpen, wie geen woord wil spreken, wordt de golven onderworpen. Het nachtte ook te veel om een accoord met het bewegingloze aan te gaan, als stof en sintels verder te bestaan.
12