IK HOOR DE WOORDEN.
Ik hoor de woorden die gij niet meer zegt, muziek die tot verstening is gedoemd, angst die haar wortels niet meer openlegt, geen ding meer met vergeefse namen noemt.
Gij moet bestaan alsof gij niet bestondt, de tekenen voorbijzien die gij leest.
Morgen en avond vloeien door uw mond als zuchten van een uitgewoed tempeest.
Ik kan uw voeten niet verwarmen die als verloren dieren in de nacht hun schamelheid naar voren steken.
Ik kan de bogen van uw armen waarin uw hoofd de morgen wacht, niet meer tot horizonnen openbreken.
10