HET EINDE
Straks wordt het ernst, dan zwemt geen dichter m< wellustig in de ondergang der wereld, maar houdt zijn ribben vast om een seconde later met de verstikte atmosfeer tezamen uiteen te barsten in een vlam van bloed.
Het is zover: hoog in het zwart heelal houdt de atoomstorm reeds de adem in voor de verschrikkelijke sprong dwars door het lichaam van de tijd.
Nog waden uit het licht gestolde wezens argeloos door het golven van de wind, nog kantelen de schalen dag en nacht zich evenwichtig om de horizonnen, waar aanstonds met een wolksignaal de dood zijn heerschappij van stof en as aanvaardt.
20