MINDER LICHT.
Minder licht geworden is het licht, waar de ogen zich in baden, minder ver het vergezicht, dat de nachten laten raden.
Voor de kustlijnen der tijden
houden schermen van herinnering
beelden staande van een lijden,
dat nog steeds de huivering
van zijn doodsstrijd door de atmosfeer doet lope
mensen, vastgegrepen in de kracht
van hun wezen, en geworpen in de open
keelholte van een sterrenloze nacht.
Elke droom die op wil stijgen, breekt zijn vleugels aan het leed, dat daar steeds nog staat te hijgen, een niet uitgesnikte kreet; ieder peinzen dat de gronden af wil tasten van het licht, krimpt terug als het de wonde nadert die daar openligt.
18