De bloem der wereld, die tot asch verdorde: opstandigen, een namelooze troep, tot sidderende schaduwen verworden en onbereikbaar voor het wraakgeroep; de knechten sprongen toe op het bevelen en scheurden hun het voddig hulsel af, de wind stond op hun naakte lijf te spelen en voerde mee een stank van zwijnendraf; in witte hemden moesten zij zich steken, een rieten staf werd in hun hand gedrukt, zij zouden barrevoets genade smeeken, het voorhoofd aan den killen grond gebukt; een bovenwereldsch licht is opgestegen al waar hun witte stoet geschreden kwam, hun oogen hadden nieuwen glans verkregen, de hemel opende zich: in een vlam kwam hen de wagen tegemoetgereden, het voertuig van Gods heiligen profeet, en als uit éen mond hebben zij gebeden: „Vergeef ons, om ons duizendjarig leed.”
69