III
Een man in de avond, hij drinkt wijn en zegt wat er te zeggen is, een nacht die wordt weerspiegeld in het glas dat op en neer gaat in zijn hand, een wereld die zich dag aan dag in evenwicht te houden poogt op het scherp van haar ondergang. Buiten zijn zoveel sterren uitgezaaid dat er geen grond onder de voeten rest, niets dan uitspansel waardoor die stem voortglijdt en ook de tijd heeft geen oevers meer en wordt een duurzame aanwezigheid waarin mensen en sterren elkander ontmoeten als gelijken, vrienden voor eeuwig.
54