Een kind onder het hakenkruis
Nederland onder het hakenkruis,
het bloedsein, het moordenaarsteken
dat met gekromde armen
de levenslucht bedreigde,
aan vlaggemasten rukte
als een woedende roofvogel -
huiverend, met opgetrokken schouders
trachtte men het te verduren,
alleen te luisteren naar het eigen hart
waarin de zekerheid dat er een dag
van vrijheid komen zou, niet sterven kon.
Een kind onder het hakenkruis.
Haar ogen zien verwonderd en gekweld
de wereld krimpen tot een stad
vol doodlopende straten. Overal
wordt haar toegebeten dat voor haar
de deur gesloten is. Wie gisteren
de schoolbank met haar deelde, leeft vandaag
ver weg, daar waar bij spel en sport
kinderen bevleugeld worden, schepsels zonder zwaarte.
Alleen het ouderlijke huis blijft over,
een onderdak vol kieren waar de storm
doorheen jaagt. Als een venster trilt,
een vloerdeel kraakt, houdt elk de adem in
en drukt zijn nagels in zijn handpalmen.
De nacht valt, door het donker stampen laarzen, autoportieren slaan dicht. De nieuwe dag verkilt in uitgestorven huizen. Wie passeert voelt doodswind door zijn leden gaan.
41