Langs de hoofdweg van het licht
Langs de hoofdweg van het licht twee kleine meisjes in hun vlinderkleren, mijn vrouw met wolken zon op haar gezicht, ik met de jaren die niet keren achter mijn schreden.
Elke morgen weer vier lichamen vol warmte naar de stad, waar hier en daar in straten nog een veer van schaduw zich vergeten had.
Tussen de drommen naar het goud geknipperoog der zee. De kleren los. Wedergeboorte in het hemelblauw.
Het water als een vallend ros.
62