Zeg het
Zeg het met het enig licht
dat overblijft, de wanhoop van uw stem:
hoe fel de hitte van de nacht is,
hoe alle horizonnen schuiven,
toedringend naar het ogenblik waarop
de ruimte, fijngewreven,
zichzelf verslindt in een gebaar van vuur.
Kinderen die de morgen nog niet kennen
- de spiegel van hun blik ligt weerloos bloot
voor elke straling die het firmament
over hen uitgiet - dagelijks opnieuw
moet ik de angst in mijn gedachten doden
ter wille van hun onbewaakt geluk,
een hand, die nauwelijks het eigen oog
meer af kan schermen, als een kleine hemel
over hun leven houden, en een mantel van geloof
rondom de pijn slaan van hun hunkering.
Maar later, als zij in hun warme slaap verborgen liggen, staan de vensters weer koud en doorzichtig voor de duisternis, waarin seconde na seconde de kernen zwellen van de wraak der elementen.
49