De kinderen
Warm in hun huid - ik hoef de kinderen
nog niet tot een verleden te herleiden;
zij leven aan de oorsprong van de tijd;
zij jagen lichtdauw op, hun denken springt omhooj
uit morgenbronnen; in hun woorden
opent de wereld een gezicht
dat amper uit de schepping is ontwaakt,
een mengeling van honger en zojuist
ontbloeid gelach. Ik kan hun avonduur
verbergen in de holte van mijn hand
en door hun dichte ogen heen het licht
tot op de bodem toe zien leven.
48