Mijn zuster
Mijn zuster ging daar in een nacht
vol vuur en vlam. Ik volgde haar geluid
voorbij de bomen. Reeds verdween het huis.
Ik had een koude mantel aan,
maar wilde niet terug, nu zij daarginds
verloren liep, handen en voeten hoog
boven de tijd, een nachtwolk, meegesleurd
achter de wereld. Ik vernam
geen klacht. Haar haren had zij saamgebonden
tegen het waaien; met haar harde hoofd
drong zij vooruit. Ik dacht: hoelang
kan ik haar volgen; moet zij niet
witter worden? Maar zij ging
haar bloedig zwart niet meer te buiten.
36