VER VAN DE ZEE
Ver van de zee. Geen golven zeggen ’s morgens aan mijn venster dat opnieuw de schommeling begint, het heen en weer tussen twee drempels. Er ligt geen zand, slijpsel van hooggebergten, onder de voordeur als ik heimelijk het nachtslot open; in het paneel is de wind uitgetrild. Maar het eerste brood smaakt nog steeds naar iets uit niets en wordt herinnering die langs haar wortel zover terugtast dat zelfs het vaagste vermoeden haar ontglijdt.
52