BOVENWERELD
Langs slingers vlucht de weg
de bergen in. Geleidelijk
verliest hij mensen, huizen en ten slotte
zichzelf: een ruggestreng kruipt tussen
de woekering van rotsen naar de bovenwereld.
De grijs bewolkte koppen van het hooggebergte staan hun verlatenheid niet af, hun borstwering van afgronden. De klimmer wankelt met lege ogen en brandende voeten omlaag, de aarde toe, de zee die nacht verzamelt.
19