van onbesombare totaliteit,
kracht die zich splitsen wil en wil verbinden.
Vandaar die mist van heimwee in het oog
der enkelingen, wier geschapenheid
terugtast naar de moederbronnen
van het bestaan, vandaar die witte storm,
die opstak in de voorhoven der eeuw,
die ogenverblindende meeuwenzwerm
van zich omhoogstortende driften,
dat klare koor, dat om de aarde heen
gestaan heeft als een gordel van geluid.
er was een woord, dat als een adelaar zijn spanning opende en door de ruimte liep, een stalen strijdkreet: proletariaat.
Want uit de donkere sterren wolk
der arbeiders, over de aarde verspreid,
moest zich het licht losworstelen,
dat duizend jaar verduisterd was geweest:
vrijheid, de enige wezensdrift,
die ’s mensen kracht verheldert tot een golf
van eeuwig leven, inwendig geloof,
dat eenzamen wegrukt uit de bankring
van hun gepeins en tot vervoerden maakt.
Juist het geslacht dergenen, wier gelaat
zo blindelings en zo vergeefs gedorst had
naar één teug vrijheid, één seconde,
waarin zich stilte opende als klank,
zou, opstijgend uit zijn verdonkerd ravijn,
6