het is gebeurd als aan de oever van de tijd: een eeuw deed zijn blinkende einder open, mensen vernamen diep in hun gehoor een roepen dat hun stem niet na kon spreken; hun mond en hun ogen verzamelden lichttrillingen, hun denken werd telkens gegrepen door vlagen geluk, die opwaarts woeien uit de wereldgrond. Wankelende onder hun visioenen gingen zij rond, gelijk een vuurhaard lag de toekomst van de mensheid voor hen open, een steile brand sloeg in hun aangezicht: de saamgebalde kracht van wat zich daar gereedhield in de verten van de tijd, een woud van vuisten, waar het licht afspatte als een witte vonkenregen.
Met zulke felle zinnen trad geen generatie ooit het leven tegen, nooit hebben handen zo ontroerd het blauwe spansel van de lucht gestreeld, nooit waagden stervelingen zich zo ver in wateren die nergens grond bezitten, of stonden als vogels aan het azuur te rusten in hun eigen evenwicht.
natuur en maatschappij - eris geen onderscheid voor wie de mens tot in zijn kern doorziet: een waterdruppel waar de oceaan in ademhaalt, zelfstandigheid en deel
5