EERSTE TAFEREEL
Klagelijke vioolmuziek, doek heel langzaam. Voetlicht. Donkerkleurige gevarieerde kleeding. Arbeider midden voor met spa, overigen links en rechts syme-trisch van midden.
Arbeider (na ’n rust):
Eeuwen verdrukking en eeuwen onrecht,
Wij zwarte knechten arm aan vleesch en zenuw droegen. De dag paart aan den dag
De nacht aan nacht.....geen zegt •
ons meer dan slaven, bitter! Wie mag
een uitweg zien: wie andert het — hij spreke nu!
Grijsaard:
De oudste die het meeste zag — beaamt en zwijgt. Wat zal ik spreken— ik ben voorbij, voorbij!
Doch gij — gij! Past op Uw tijd!
Arbeider:Grijs werden Uwe lokken, wit werd Uw bloed Zooals aan kade stapels vaten, boveneen, zoo drukken Arbeidsjaren Uw oud lijf: de kracht is weg, de moed En als een beest dat niemand nuttigs doet Zoo leeft gij arme oude arbeidsvader van de stukken die men U toewerpt smalend of meewarig.
Arbeidsvrouw:Mijn kind heb ik gedragen, waartoe! waartoe!
7