Kling! Kling! Kling! de zonne wou wel die zong maar mee en lachte mee die bleef rond de schuitsmamsel wat ze neeg en wat ze dee.
„Kling! Kling! Kling! mijn vroolijk bellen hoort gij kerels is voor mij, wil de wereld openstellen ’t is nu zonne, zonnetij!”
Kling! Kling! Kling! gaat ’t gouden luiden onder gouden zonnepoort, weiden zijn bebloemd als bruiden en de zonnebruid wil voort.
69