Je brengt mij veel goeds van de vrouw die mij lief, veel lichtzonne-glanzen draag je aan, in je brief.
Van ’t jongetje kraaiend ’n jongen vol lach dag beiden! dag beiden! veel liefs! Goedendag!
Wij wachten je weer met je tasch en je pruim, je oogen vol glanzen en je sprankelende luim.
Voor velen ’n blijdschap, voor enkelen ’n rouw; jij blaast en jij rijdt
en jij monkelt maar trouw.
Zing, zing door de lucht je klaroenende klank de wagen en ’t paardje als zonne zoo blank,