DE POSTILJON.
Zing, zing door de lucht je klaroenende klank de wagen en ’t paardje als zonne zoo blank, zoo blank als je hoorn die blaast door de lucht, wij komen! wij komen uit heel het gehucht.
Van Vader en Moeder van ’t meisje, de vrouw, ook wat niet bevroed er aan blijdschap, en rouw.
Ik hoorde je komen al ver, op den wind, je wagen al schokkend je paardslag gezwind.
En ’t lustige blijde zonkoper gerucht zingend ver uit ’t wijde door goudene lucht.
64