D’r oogen keken maar in het water daar sloeg ze ’n hempj heen en weer:
dat was in lichtend zongeschater daar blonk de zonne zich in weer.
Daar was ’n meisje aan het water daar was wat zonne en groenig riet.
Het hempje flakkerde in witte klater waar ’t meisje roode armen liet.
Ze spoelde en ze plensde zonne ze pletste wit ze plensde licht