Hoe draagt hij krachtig boven ’t woest gewoel van wilde watergolven — ’t anker, ’t machtig zware — de volle heldenleden trotsen tegenkracht van baren en stuwen — ’t hoofd sterk wetend — door
weerstand naar het doel.
Zoo draagt een vader kennend geen gevaren zijn zachte kind uit laaiend vlamgejoel hoog boven zich, houdt ’t lijfje vrij en koel, terwijl de roode vlammen om zijn leden waren —
Als deze fier en sterk het anker van betrouwen op zijne schouders torst en draagt hoog voor zijn maat — hoe maklijk valt het hem die zware vracht te houden—
Daar ginder, in de verte, door al dat golvenstouwen zal 't ankren weer! staat in zijn wijs gelaat, en voort en voort dri ngt hij en treedt zonder verflauwen.
Bij een litho van R. N. Roland Holst.