Eens droomde ik dat uw zachte hand omklemmen zou met teeder beven mijn koude hand, als ik van 't leven rustig zou gaan. Dat gij met uwe zachte trant mijn doode oogen dicht zoudt sluiten.
Dat gij het sneeuwig witte doodenkleed
mij, als uw kindje, moederlijk ommedeed
’t kaarslicht ontsteken zoudt voor de beluikte ruiten*