Klagelijke winden als donkere menschenstemmen in den nacht.
Nu worden onze harten als zilver door zilversmid beproefd,
en in de louteringsvlam komen schaduwvlekken op als schurften op de huid van 'n melaatsche, donker en diep.
Nu worden onze zielen’ in’t bijtend vuur geschud;
'n zaksel als van modder, dood en ongedierte, komt omlaag.
Heb deernis Vader!
Gij hebt ons klein gemaakt en zwak;
ons hart beeft zoo.
Wij komen aan Uw eeuwige poort en vragen deernis, deernis!
15