JAARTIJD VAN HERZL
„Adaun ngoulom asjer molach!”
De Engelen hebben 't meegezongen aan uw sponde geen oog dat de serafiem aan uwe sponde zag de joodsche mannen zongen needrig, in het ronde.
Maar, toen verlost gij, opwaarts kwaamt gerezen werden de Hemelwachters lichts gewend, verblind zoo licht verbreidende, zoo blinkende ’n Adamskind zooals slechts één der Heiligen stralend opwaarts kwam voor
[dezen.
Koning in Israël zonder scepter en zonder zwaard, Woodzanger, en Hoop in onze duisternis beloover! van God gedragen tot uw hoogte, Gelover! reinblank zooals ’n lelie, en vredezingend kind van aard.
In de sloppen en de stegen, op de vlakten van Roemenië en in Rusland en Jeruzalem, daar gloeit vandaag uw faam [Polen, daar brandt uw jaartijdlicht in harten, stil verholen, wordt zoetjes wiegende gezongen uw lof, en blijde hoogen
[naam.
Als Elia in Israël zal uwe naam geëerd zijn op den dag dat Jahwe onze kluisters, allen, breekt en onzen stam opnieuw als Gids en Richter spreekt, als wij in vrije tuinen Touroos kindren zijn.
68