Jacob in uw donkere oogen brandt ’n blanke en hooger glans, door uw hart luidt pokend pogen, en gij meet der landen trans, en gij telt de schepels koren die gij voor ons te wekken weet, druif en melk, en watervoren die gij maakt voor ons gereed.
En gij meet de alle gaven die de steen u geven zal om de plaats van onze graven, als gij wint, uw ijver tal.
Dan is Israël vereenigd:
Jacob kind van storm en plicht die de woestenij ontsteenigt en ons bloemveld wekt in 't licht.
67