Krijt niet zoo mijn jongetje mijn kleine pareldoos want God heeft u aangenomen gelijk hij Izak nam, gelijk de avonddamp vaart naar ’t lichte maangezicht alles is blank en licht, zoo gij zijt nu, zoo zuiver.
Maar door de wijde straten zult gij later gaan, een trotschen man: en zij zullen stille zeggen in zichzelve, das 'n Ben Berieth! n Jood!
33