NEGIELOO
De uren Vader komen zacht en stil Ik ben gereinigd en kom voor Uw oogen, Van het witte doodenkleed het hoofd, de lendenen omtogen.
Ik kom nu als ’n kind tot U en buig mij neer.
Als trossen zwaar van druif zoo ben ik vol van zonden, ik kende Uwe wegen en Uw wet niet meer, nu heb ik, blinkende, uw grootheid weergevonden.
En in Uw groote huis buig ik mij neer, mijn hart krimpt saam van hongren en ontberen maar meer nog bloedt mij het kerremend verdriet dat ik Uw zonnen en Uwe lichten liet
en toen ’t mij donker werd niet tijdig wist te keeren.
27