’n Sluier van haten is nedergezegen en muren van leugen tusschen broeders gesteld.
Maar zooals uit de botten de bloemen komen, zoo moet uit hun wezen de wanhoop gaan.
De Heerschers schrapen, de stoompijpen stoomen, de menschslavernij heeft nog lang niet gedaan.
Op! Op! mijn broeders, uw bloeden en klagen en honger en weenen zij ’t spoedig gedaan!
Wij zouden de wereld torsen en dragen: zouden wij nu verwonnen in doefenis gaan?
Op! Op! mijn broeders, het bloed voor uw oogen wischt 't weenende weg, en heft op uw gezicht.
Breekt uw lijf, uw hart, uw ziel in ’t pogen te dempen dit bloedige broedergericht.