Zangen van hoop

Titel
Zangen van hoop

Jaar
1919

Overig
Gedichten

Pagina's
106



DE VISSCHER

Hoog stond de avond aan den hemel, de zee lag machtig uitgespreid, röse begloord, juweel beleid aan duinvoet, rood fluweelen schemel.

De visscher uit de haven voer, een mugje op het wijde vlak, een arm klein scheepje oud en wrak verweerd aan vin en roer.

En in den mast en aan den boeg daar twinkelde 'n doffig lichtje als ’n traan in moederoud gezichtje dat jaren leed en 't nimmer kloeg.

De visscher als een moede man, die ’t want nu voor het laatste legt, had zijn „Onze Vader” stil gezegd en lei zijn hoofd en rustte dan.

De waatren ruischen, ruischen zacht, de binten, 't wantje, kraken even; er is geen leefgerucht, geen leven dan ’t twinkellichtje, wijd in nacht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.