HET BLANKE ZONNEKINDJE.
Het blanke zonnekindje zat achter ’t vensterkijn om ’t roomhalsje een lintje van rozig rood satijn.
In ’t haar een blanke roze ros op de gouden pracht, oogen doorlicht zonnesmaragd, in ’t oor perels, teerbroze.
Zij zat er zoet te droomen het blonde zonnekindje, — voelde niet het felle printje door mijn oog van haar genomen.