VADERLIEDJE.
Gouden lissen staan aan ’t water wind wiegt hen in zonneschijn zoo, gij lief, zult wiegen, later,
't wiegke van ons kindekijn.
Gouden vliegen spelen omme kransen kringen door elkaar,
't kindeke zal, zonder brommen, spelen ’lijk die vliegen daar.
In het wilgje fluit een sijsje jublend liedjes naar de zon denk eens, dat ons jonk’ of meisje eens zoo schoone wijskens kon.
In het groenveld werkt een vrijer zweetend in het gouden licht,
’t kind, als hij een armoelijer, krijgt meer fierheid in ’t gezicht.