DE ZWARTE NACHT.
De zwarte nacht was stil genaakt de hemel hoog, was vol gehaakt met blonde lichtkens, rozen fijn, ivoor en zon en parelschijn.
En al de landen wijd en ver die hadden om hun donker, saam een zilvren mantelkleed gedaan, gezegen van die hooge ster.
En al die lucht en ’t zilvren land en zilvren boom en zilvren vliet die hoorden naar het hooge lied dat ik aan je hart en in je hand
te zingen lag, als kindekijn dat rustig zich aan moeder vleit vergeet dat ’t pas nog heeft geschreid zich heerlijk weet bewaakt te zijn.