maar ’t is alles, volgens den titel, onpretentielijk: Wat zang en melody. — Bonn is als een vogel, die een wijsje kweelen moet als de zon schijnt, het landschap lacht, een aardig deerntje wenkt. Hij jubelt de wereld tegemoet, al vindt hij, als socialist, dat het wel een betere wereld zijn kon en al ontgaat hem de huivering niet van het onbekende, in donker en nacht. Maar het leven in zich zelf is voor hem, wien ’t nog weinig gebracht heeft, een heerlijkheid. Een stemming, die te zeldzaam uitdrukking vindt in onze dagen, om er niet met genoegen naar te luisteren, als ze zich komt uiten, zangerig en melodieus.
E. S.