voor galg en rad op.. * ! ’t Is zonde, dat die meester z'n eigen d'r nog om uitslooft!”
Ja, fluiten! dacht de meester. Als je maar eerst ver-antwoordelijk bent voor zoon ziel... !
Daar sluit de schooldeur zich achter de twee. Geen woord heeft de meester nog gezegd.
Maar als hij zit in *t kamertje, — de jongen staat voor hem, — dan lijkt hij ineens zoo oud geworden ..., zoo vermoeid en bezorgd en bedroefd ziet hij eruit...
En als hij wat zegt, als hij eindelijk begint te spre-ken, dan is het zacht..., zoo zacht...
Maar het slaat den jongen als met roeden! Én in-eens, plotseling heeft hij zich op den grond geworpen en brult en steunt en snikt het uit, en beukt dat groote, onbehouwen lichaam ...
״O, meester ..., meester ... !״״
Het is een rampzalig hoopje mensch, dat daar in zijn zondenbesef neerligt en wel sterven wou...
Als de meester en de jongen samen, de handen vast in elkaar, de klas binnenkomen, trekt het schoolhoofd zich bescheiden terug. Hij voelt dat hij te veel is, dat de klas met zichzelf alleen wil zijn.. .
De meester zegt maar weinig, als hij iets dat snikt en het hoofd diep gebogen houdt tegen zich aandrukt...
״We hebben hem weer terug, kinderen ... We zullen wéér... ons best doen; weer... opnieuw beginnen; hij ook* En niemand zal hem iets verwijten, nietwaar?״
״Nee meester!... Nee meester!" Maar sommigen zijn op dat oogenblik te schor om iets te zeggen... En je weet niet of je enkel Jaap z'n snikken hoort...
Dien middag is de meester anders dan anders.
De school is ook anders. Er is toch nog wel iets moois in de wereld.
En thuis? Thuis merk je *t aan den meester, al voor-dat hij boven is. Je hoort het aan de manier, waarop
47