grooten zoon vooruit doen gaan en toen is het zelf gekomen, het heeft zich aan״ geboden en het Westen, neen het Noor-den heeft het haastig in Ghetto’s geslo-ten, zoodat het verborgen was in zijn midden, als de flonkerende, kleurige ju-weelenschat in de strenge, sombere, grauwe Gothische kerk.... Gedachte-loos, onwetend gaat men eraan voorbij en toch.... O, als de Westerlingen het maar wilden zien, wat zou het hun hart verwarmen en hun oog verheugen, ein-delijk bewust dien rijkdom van warm gemoedsleven, schitterend intellect, sappigen humor, diepen ernst en innige oer-artisticiteit te ondergaan, die bonte van leven tintelende wereld, die daar in hun midden ligt,verlangend om gekend, erkend, geliefd te worden en zijn Oos-tersche warmte en gloed toe te voegen aan het trotsche geheel hunner nuchte-re, materieele, zij het dan ook bewonde-renswaardige cultuur....!
68