verval en discrediet en desolatie heen, evenals de dikste lagen van schoonen schijn haar nog de armoede van een on-beduidende persoonlijkheid niet kunnen verbergen....
En zoo ergens, dan hadden zij hier ge-lijk, de vrouwen, dat zij het fluïde van zijn persoonlijkheid, de fleur zijner con-versatie zochten en hem de weldaad van haar rijkmakende toenadering, van haar vriendelijke, hem toeschitterende behaagzucht, haar lieve begrijpende te-gemoetkoming zoo gulweg schonken; want het was niet alleen haar intuïtie die haar den weg wees: neen, van dezen verloren zoon was de begaafdheid naar geest en gemoed bekend genoeg, en er was smart om hem heen om wat hij had kunnen zijn, voor zichzelf, voor de fa-milie, die hij tot een glorie van roem had kunnen verheffen.... als hij gewild had, als het noodlot gewild had....
Maar naast de smart, was er bewonde-66