tenbankje als steun dringend noodig hadden.
En toen was er het défilé, en n félici-teeren, 'n vragen, ’n herkennen, einde-loos....
— Hoe is het dan met u, tante? U ziet er nog aardig goed uit.... Kijk es: ze heeft ’n kleurtje! Geregeld n jonge vrouw.... knap is ze; ze concurreert nog met ons allemaal....
— ....Nee, ik ben niks goed.... zei tante met haar verwende stemmetje. Ik ben niet in orde, geloof me maar, wat ik je zeg: m’n borst is niet goed, waarachtig niet.... Kijk: daar zit het....
׳— Och kom, u overleeft ons allemaal! En de piano speelde, maar weer moest de piano zwijgen, want er schraapte ie-mand zijn keel, en er werd aandacht ver-zocht, want de goede neef, —׳ met zijn van scherpe voren doorsneden, zorgen-vol gezicht, — begon een rede, en het was een grappige, geestige rede, die 30