GISTEREN KOMT NOOIT WEEROM.
We hadden twee tantes, die allebei Kaatje heetten. Daarom noemden we de ene gewoon: tante Kaatje; en de andere: Duplikaatje.
Duplikaatje heeft de woordspeling op haar naam nooit begrepen; daarvan ben ik zeker. Ze was een goedig mensje, maar toen ze geboren werd, had men vergeten haar verstand op de slijpsteen aan te zetten. Niet, dat ze achterlijk was. Maar haar bevattingsvermogen liep al dood tegen een blinde muur, wanneer gewone mensen nog minstens een kilometer verder konden denken. Ze was zo dom als de knop van de deur. Haar volstrekte onmacht om de simpelste dingen te begrijpen, behoorde tot de wonderen, die de wereld vulde van mijn broertje, mijn zuster en van mijzelf.
'Zo stom als Duplikaatje' was de scherpste afkeuring, die we kenden. Maar o wee, wanneer zij hoorde, dat wij haar naam op deze wijze gebruikten. Ruziemaken kón ze, ondanks de geringe omvang van haar woordenschat. Als er kien werd gespeeld, bijvoorbeeld, kon Duplikaatje slechts meedoen, wanneer ze elk afgeroepen nummer met een afzonderlijk voorwerpje op haar kienblad mocht bedekken. Het simpele kunstje om met één en het zelfde knoopje, dat steeds een hokje opschuift, een hele rij nummers te bedienen - dat kunstje was haar te geleerd. En, natuurlijk, als ze zelf aan de beurt was om de kiendopjes af te roepen, vergiste ze zich onvermijdelijk in de bijnaam van de nummers. Als ze het dopje 31 in haar handen had, riep ze: 'Van onderen en van boven,' terwijl een zuigeling
157