socialisme werd in de Joodse buurten verpersoonlijkt door een man op een fiets. Hij zal wel onder een andere naam bij het Bevolkingsregister bekend zijn geweest, maar iedereen riep hem bij zijn bijnaam: Haringkoppie. Hij was de bode van de Dia-mantbewerkersbond; hij inde contributie voor de ziekenkas 'Helpt Elkander'; hij bezorgde 'Het Weekblad', 'Het Jonge Leven', het dagblad 'Het Volk', 'de Notenkraker'. En bij hem kon men ook terecht voor toegangskaarten voor een toneelvoorstelling, voor een concert van 'de Kleine Stem' of voor een uitvoering van het Madrigaalkoor van Sem Dresden. Haringkoppie was de levende schakel tussen organisatieleven en leden. Hem vroeg men uitleg, wanneer een bericht in de krant aan duidelijkheid te wensen overliet. Bij hem kwam men om raad en bijstand. Meestal wist hij onmiddellijk het antwoord. Maar als hij - zelfs hij - geen bescheid wist, dan zei hij: 'Ik zal het van de week gaan vragen, bij Henri.' ... en dan kwam een week later het onfeilbare advies. Regelrecht van de berg Sinai.
Maar één ding kon Haringkoppie niet: boeken ruilen voor zijn klantjes. Boeken ruilen in de Bondsbibliotheek in de Franse Laan. Dat moest iedereen zelf doen.
Op dinsdag- en donderdagavond stond er al om over zevenen een rijtje mensen te wachten op de hoge stoep van het Gebouw. Pas om acht uur ging de bibliotheek open. Maar wie het eerst komt, die de eerste keus heeft. Portier Lezeman was onverbiddelijk. Acht uur open en geen seconde eerder; en niet dringen en geen lawaai op de trappen.
Die bibliotheek was niet zo maar een ordinaire uitleeninrichting. De beheerders, de oude heer Duinkerken voorop, deden hun werk uit liefde voor de schone letteren en de wetenschap.
140