lijk vermogen tot zelfbedrog is immers onbeperkt. Ze zouden grijnzen en tegen elkaar zeggen:
״Nou, dat is ook een poeier die daar wordt uitgedeeld. Op wie zou dat gemunt zijn?" En als wij dan plotseling met ons hoofd uit de luidspreker in de huiskamer kwamen en zeiden:
״Op jullie. .. ."
... .zouden ze roepen:
„Wat zijn ze weer lollig vanavond".
73